Dit jaar is net zoals 2016 het jaar dat voor mij in het teken staat van de medailles. Twaalf om precies te zijn. Om deze medailles binnen te slepen heb ik, je raadt het al, twaalf maanden de tijd. Afgelopen zondag was de dag waarop ik mijn tweede medaille zou binnen slepen tijdens de kwart marathon van de Rotterdam marathon. De weersvoorspellingen voor deze run waren gelukkig een stuk beter dan voor de Stevensloop vorige maand. Zou ik ook lekkerder kunnen lopen?

Vervloekte sprintjes

Sinds de Stevensloop, waar ik mijn eerste medaille scoorde, heb ik niet bizar veel getraind. Na een lange run heb ik namelijk wat meer hersteltijd nodig voor die schenen van mij. In de twee weken die tussen de Stevensloop en de Rotterdam marathon zaten, heb ik dan ook maar twee keer hardgelopen. Een run van bijna acht kilometer en eentje van zes. Het waren wel runs met sprintjes erin die, zoals mijn coach zegt, een intensieve prikkel geven. Ik haat ze op het moment dat ik ze moet doen, maar denk echt dat ik mede daardoor zo lekker heb gelopen zondag!

Lange warming up naar de start

Ja, je leest het goed: ik heb zondag heerlijk gelopen. Anders dan twee weken geleden, voelden mijn benen en mijn conditie een stuk beter. Misschien komt het door de twee trainingen en rust. Misschien komt het doordat we bijna twee kilometer hebben warm gelopen. Niet geheel vrijwillig overigens, want ondanks onze goede tijdsplanning kwamen we toch een beetje in tijdsnood. Het was overal superdruk waardoor we na het afgeven van onze tassen toch echt moesten opschieten om op tijd in ons startvak te komen. Vandaar de wat lange warming up.

Hierdoor wist ik direct dat ik weer eens de verkeerde kleding aan had getrokken: een lange broek en t-shirt. Ik had het nu al warm en dan moest ik nog 10,5 kilometer gaan lopen. Om mij heen zag ik overigens ook mensen met lange mouwen en zelfs jasje aan. Alsof ze van de winter al van huis waren gegaan… Anyway, het startschot klonk en na 500 meter had ik maar een hemdje van mijn t-shirt gemaakt. Scheelt hopelijk toch weer iets.

Niet te vroeg pieken

Mijn planning was om tijdens de loop zo lang mogelijk op een hartslag van 150 te lopen. Dit is de hartslag waarop ik momenteel mijn trainingen loop. Het is mij twee kilometer gelukt omdat je in een run toch wel meegesleept wordt door de rest. Je loopt altijd ietsje harder dan normaal. In de volgende twee kilometer heb ik mijn hartslag op 160 weten te houden om vervolgens nog twee kilometer op 170 te lopen. Daarna heb ik het losgelaten. Ik liep lekker, voelde me goed en wilde graag na kilometer acht kijken of er nog meer in zat.

Zo gezegd, zo gedaan. Ik wilde echter ook niet alsnog te vroeg pieken. Die extra 500 meter op het laatst is best verraderlijk. Dat wist ik nog van de vorige keer toen ik de kwart marathon samen met Esther liep in 2016. Op kilometer negen besloot ik toch nog een tandje bij te zetten en heb ik het gepresteerd om een gemiddelde pace van 5:18 te lopen in de laatste anderhalve kilometer. Dat is vast het resultaat van die sprintjes die ik steeds vervloek 😉

Beter dan de vorige keer

Met een fantastisch voldaan gevoel rende ik vervolgens in 1:04 de finish over. Hoppa! Medaille nummer twee is binnen! De grap is trouwens wel dat ik de vorige keer herinner als een groter slagveld. Ik was toen echt wel stuk en nu niet. Dat terwijl ik toen ook in 1:04 over de finish ging. Oké er zit een paar seconden verschil tussen nog, maar het gevoel dat ik nu had in vergelijking met drie jaar geleden geeft mij in ieder geval veel vertrouwen. Ik ben dus, ondanks die stink schenen van mij, best ‘lekker in vorm’. Kom maar op met medaille nummer drie die ik tijdens de tien kilometer van de Utrecht marathon op 12 mei ga binnenslepen.