Van oorsprong ben ik geen Amsterdammer. Verre van zelfs. Mijn roots liggen in Limburg, geboren in Venlo, getogen in Panningen. Ik mag mezelf zelfs geen Amsterdamse student noemen. Zeven jaar heb ik namelijk mijn hartje op kunnen halen aan het leuke stadsie Utrecht. Toch wilde ik anderhalf jaar geleden meer. Utrecht is leuk, maar stiekem ook best wel klein. Toen de ene na de andere studiegenoot zijn biezen pakte en naar Amsterdam verhuisde, was het voor mij ook tijd om te stap te zetten: Verhuizen naar the big A.

Heimwee naar het veilige Utrecht
Vrij snel na het starten van mijn zoektocht vond ik een huisje, vlak bij het Leidseplein, Museumplein én het Vondelpark. Ik voelde me als een vis in het water. Dat heerlijke gevoel, dat ik ook had toen ik in Utrecht kwam wonen, kwam weer op. Maandenlang kon ik een warm gevoel van binnen krijgen wanneer ik fietsend door de stad om me heen keek en dacht “wouw, ik woon hier”. Toch werden deze momenten afgewisseld door momenten dat ik me nog niet thuis voelde en misschien zelfs wel een beetje heimwee had naar het veilige Utrecht. Amsterdam is namelijk een vele grotere vijver dan Utrecht.

Amsterdam is groot, héééél groot zelfs als je de stad niet kent. Natuurlijk had ik dat ook toen ik als plattelandsmeisje in Utrecht kwam wonen. Maar Utrecht is overzichtelijker en compacter. Voor je het weet ken je de stad, de kroegjes, de winkeltjes en de leuke parkjes. Dat was in Amsterdam wel even anders. In Amsterdam was ik een newbie, een feut, een vreemdeling in de Amsterdamse jungle.

Iedereen fietst hier zo ontzettend hard en niemand kijkt uit. Ook ik niet, want ik probeerde met Google Maps mijn route door de stad te vinden. Slalommend tussen de toeristen en knijpend in mijn telefoon zodat deze niet uit mijn handen gegrist kon worden. En iedere dag weer die chagrijnige kassadames bij de Albert Heijn. Geen “goedemiddag”, geen oogcontact en al helemaal geen “prettige dag verder”. De Amsterdamse kassadames houden het liever kort en bondig en groeten je slechts met twee woorden: “Bonuskaart?” en “Bon?”. Dan is het wel even slikken hoor. Iedereen vertelde me van te voren dat Amsterdammers juist zo open en gezellig waren? Dat maakte me toch wel even aan het twijfelen. Misschien was Amsterdam slechts een fase voor mij en zou ik gewoon vrij snel weer richting Utrecht verhuizen.

Mijn hart gestolen
Die fase lijkt zo verschrikkelijk lang geleden, want inmiddels heeft Amsterdam mijn hart gestolen. Nu, anderhalf jaar later, fiets ik nog steeds gelukzalig door de straten van deze mooie stad. Mijn tempo heb ik wat bijgesteld zodat ik mee kan komen in de stroom van harde trappers. Ook mijn Google Maps heb ik gelukkig niet meer nodig. Toeristen krijgen van mij, net als van iedere andere fietser die capriolen uit moet halen om ze te ontwijken, de blik des doods. Wij in Nederland rijden op fietsen! Pas Op! Ook heb ik er een sport van gemaakt om de kassadames aan het praten te krijgen. Een experiment dat langzaam zijn vruchten begint af te werpen. Een simpele “hoi” en “tot ziens” lukt me meestal wel te ontfutselen.

Dat ik mijn habitat heb weten aan te passen, is natuurlijk niet de main reason waarom Amsterdam mij zo in haar macht heeft. Waarom ik zo van deze stad houd, is omdat ik verknocht ben geraakt aan de mensen. Als je de chagrijnige kassadames niet meetelt, zijn de Amsterdammers inderdaad heel open en gezellig. Ik houd ervan dat ik bij de slager altijd met “schat” aangesproken wordt, op een manier die eerder prettig dan vervelend is. Ook houd ik ervan dat de fietsenmaker mij nog steeds herkent als ik mijn fiets een dag later op kom halen. Dat hij nog weet waar we het gisteren over hadden en jawel, ook hij mag mij best “schat” noemen. Ik houd van het overal en nergens een praatje kunnen maken. Want Amsterdammers praten waar en met wie ze willen. No shame in the game!

I Amsterdam
Ook houd ik van de verschillende contrasten. De manage die midden op de drukke Overtoom ligt. En daarachter het prachtige Vondelpark, een walhalla voor sporters. Iedere dag rennen honderden, misschien wel duizenden, hardlopers het rondje van precies 3,3 km over het brede asfalt. Omringd door bootcampers, wandelende moeders met Bugaboos, blowende toeristen, gelukzalig rondrennende en zwemmende honden en slalommende fietsers die dit gehele tafereel proberen te ontwijken. Ik houd ervan dat nieuwe tentjes als paddenstoelen uit de grond poppen. Zelfs in mijn eigen straat kan ik de vernieuwingen niet bijhouden. Er is altijd wel iets te ontdekken en altijd iets te doen. Overal in de stad zijn marktjes, voor alles is een winkel en op iedere straathoek kun je koffie drinken.

Ik ben een meisje van de stad, dat wist ik toen ik voor het eerst voet aan wal zette in Utrecht. Het platteland was heerlijk om op te groeien, maar daar wonen voor de rest van mijn leven, zou ik nooit kunnen. Na een weekendje in het zuiden vertoeft te hebben gaat mijn hart weer open als ik uitstap op Amsterdam Centraal. Dan ben ik thuis. Ik mag dan wel geen rasechte Amsterdammer zijn, inmiddels is het wel mijn thuis. I houd van deze stad! I Amsterdam!